Op een goede dag kreeg ik van een vriend een klein plantje. Het was een beetje een ongelukkig uitziend plantje en de boodschap die bij dit geschenkje hoorde was: “Het zag er zo zielig uit, in de bloemenwinkel... Het stond ergens in een hoekje en het was zelfs niet geprijsd. Ik dacht: dit is nu echt iets voor haar...”
Aanvankelijk wist ik niet of ik er nu blij mee moest zijn of beledigd, maar na een moment van contemplatie besloot ik me gevleid te voelen en me te ontfermen over dit plantaardige wezentje. Mijn moederinstinct borrelde spontaan in me op, en nog voor ik het triest stukje flora in ontvangst genomen had, was mijn hart gesmolten. Ik noemde het “Eo”, een afleiding van de naam van de schenker.
Eootje is een specimen waarvan ik nog steeds niet goed weet in welke plantenfamilie ik hem nu moet onderbrengen. Op het eerste zicht zou je zeggen dat hij een bastaard, een ‘ongelukje’ is, maar ik twijfel eraan of men dat in het plantenrijk zo zou formuleren.
Eo heeft wat weg van een groente; ik vind dat hij nog het meeste verwantschap met ‘broccoli’ vertoont. Hij is ongeveer tien centimeter groot en minstens even breed. Hij heeft een dik, lichtgroen stammetje dat de broccolistam met overtuiging imiteert. Zijn donkergroene gekartelde blaadjes overlappen elkaar voorzichtig, bijna verlegen. Het grappige aan Eootje is dat hij er een diagonale groeirichting op nahoudt. Met andere woorden: hij groeit scheef. Toen ik hem voor het eerst ontmoette stond hij uitermate schuin in zijn plastic potje en aan één kant had hij heel hard gewerkt om blaadjes te ontwikkelen. Aan de andere kant daarentegen was hij dat helemaal vergeten te doen. Bovendien deed hij blijkbaar een wanhopige poging om uit te groeien tot een ‘bloemig’ plantje, want hier en daar had hij dubieuze knopjes, van al een even dubieuze kleur. Het was echter zeer de vraag of hij ook in zijn ambitieuze opzet zou slagen.
Toen ik Eo introduceerde bij mijn redelijk uitgebreide plantencollectie, werd ik getroffen door de pijnlijke stilte die er heerste. Er hing geen sfeer van gastvrijheid onder de aanwezige groene huisgenoten. Er werd hoogstens hier en daar beleefd “Goedendag...” gemompeld, maar ik merkte dat de anderen toch niet echt enthousiast waren. Dit gaf me nog meer het gevoel dat ik me moest ontfermen over dit bladgroenkorrelig plantje. Ik was enigszins verontwaardigd en mopperde:
“Seg, seg, seg...” zei ik streng, “Hij kan het ook niet helpen dat hij er wat onderkomen uitziet. Wen er maar aan dat hij hier is, want hij zal hier blijven. Ik verwacht van jullie dat jullie hem een kans geven. Het zou leuk zijn als jullie hem opnemen als een volwaardig lid van het gezin.”
Ik richtte me daarbij tot de meest invloedrijke planten van de groep. In de eerste plaats tot Rocket, omdat ik weet dat hij nogal scherp kan uithalen naar nieuwkomers, en tot Jungle, omdat die al het langste bij me woont en door de meeste kamerplanten als een respectabele ancien aanzien wordt.
Ik gaf Eootje een groter stenen bloempotje met verse aarde en wat krachtvoer voordat ik hem bij de anderen plaatste. Ik gaf hem een plekje tussen Prince en Tsjikkitoe – zij waren van gestalte te vergelijken met de kleine Eo – om hem niet te ontmoedigen. Een plant met een minderwaardigheidscomplex is immers moeilijk te behandelen. Ik heb wel ergens het nummer van een deskundige plantenpsycholoog, maar ik wil therapeutisering van kamerplanten vermijden. Trouwens, voorkomen is beter dan genezen.
Eo moest een gevoel van eigenwaarde en zelfrespect opbouwen. Ik had er vertrouwen in dat de anderen zouden bijdraaien en hem zouden steunen. Ze zouden hem uiteindelijk leren appreciëren. Toen Eo uiteindelijk definitief op zijn stek stond, sprak ik de menigte nog eens vermanend toe: “Beste groene huisgenootjes... Ik verwacht van jullie wat medewerking en hoop dat jullie Eootje een plaats in jullie midden zullen geven. Eo is een beetje vreemd en ik zal in het begin wat extra aandacht aan hem schenken, zodat hij zich snel thuisvoelt. Dus geen jaloezietjes of geruzie in de komende dagen. Het is niet omdat Eootje extra zorgen zal krijgen dat ik niet meer van jullie houd. Tolerantie en vriendelijkheid is jullie opdracht. Ik weet dat er onder jullie best wat egocentrische types zitten (hier en daar weerklonk wat beledigd gemopper in de menigte), maar gelieve jullie hoogmoed wat op een lager pitje te zetten en het allemaal in een juist daglicht te blijven zien (een enkeling viel me zacht juichend bij...). Het ontbreekt hier niet aan goede verzorging dus ik wens geen commentaar.”
Iedereen ging tenslotte akkoord en Eootje werd klaarblijkelijk – zoals ik gevraagd had – in hun midden opgenomen.
De volgende dagen was ik aangenaam verrast door de gezellige sfeer in huis. Iedereen deed zijn uiterste best voor Eo. Als ik door het huis waarde, deed ik alsof ik hen niet hoorde, maar ik ving toch hier en daar wat flarden van de plantaardige gesprekken op. Ze hadden niet door dat ik hen in het oor hield. Ik kon, tot mijn grote vreugde, vaststellen dat Eootje niet uitgesloten werd, dat ze hem betrokken in hun dagdagelijkse gekeuvel. Toen ik wat gegiechel waarnam, plezierde het me te merken dat het van Eootje en Tsjikkitoe afkomstig was. Er ontstonden vriendschappen…
Door de in stilte verzamelde observaties kwam ik zelf ook vanalles te weten over het karakter van Eootje. Ik merkte dat hij er nog wat jeugdige gedragspatronen op nahield. In het begin was hij nog wat verlegen, maar eenmaal op zijn gemak, bleek hij toch danig luidruchtig uit de hoek te kunnen komen. Het samenzweerderig gegiechel met Tsjikkitoe nam soms de vorm aan van wilde schaterbuien, waardoor zelfs de grote notabelen zich tot een zeldzame grinnik lieten verleiden. Zelfs de immer koele Sterre verwaardigde zich tot een sluikse glimlach. Eootje was een frisse wind was waar iedereen in huis goed onder zou gedijen.
Anderzijds baarde de fysieke toestand van Eo me zorgen. Na een week zag ik nog niet echt verbetering in zijn toestand. Hij ging niet achteruit, dat kon ik met grote zekerheid vaststellen, maar ik zag ook geen positieve evolutie. Ik had gehoopt op één of andere frisse scheut, of een plots opstekend nieuw knopje, maar helaas, frisgroene ontwikkelingen bleven uit. Ik zou geduldig het verdere verloop moeten afwachten en het zou duidelijk meer tijd in beslag nemen dan ik aanvankelijk had ingeschat.
Iedere ochtend als ik iedereen – en iedereen mij – begroette, onderzocht ik Eo secuur op spint en bladluis, iets wat ik bij de anderen maar af en toe deed. Ik haalde met regelmaat de oudste blaadjes weg zodat hij alle ruimte kreeg om er nieuwe aan te maken. Ik checkte zorgvuldig vochtigheidsgraad en pH-gehalte van zijn voedingsbodem en hield de kamertemperatuur nauwlettend in de gaten, om de omgevingsvariabelen voor Eo te optimaliseren. Fysiek ging het hem misschien niet al te goed, maar met zijn communicatieve vaardigheden was niks mis; hij was duidelijk bezig een hecht sociaal netwerk op te bouwen. Ik sloeg er wat gespecialiseerde literatuur op na om ras en achtergrond van Eo te ontraadselen. De bedoeling hiervan was dat ik hem een oplossing op maat zou kunnen bieden die hem zou ondersteunen in zijn emancipatorisch groeiproces. Door zijn culturele wortels te achterhalen wilde ik de onderliggende psychosociale problematiek van Eo met geijkte methodieken aanpakken. Hij had een moeilijke jeugd gehad – ergens in een donker hoekje van een bloemenwinkel – en dat had ongetwijfeld zijn sporen nagelaten. Enkel een aangepast hulpverleningsplan zou hem kunnen helpen bij de groeistoornissen die hij vertoonde. Maar geen enkel naslagwerk maakte melding van Eo’s familie. Het bleef afwachten en handelen ter goeder trouw.
En toen gebeurde het... Toen ik op die verschrikkelijke namiddag thuiskwam was ik me eerst nog van geen kwaad bewust. De zon scheen door het raam en het was warm buiten. Om hun fotosynthese te stimuleren had ik die ochtend bij mijn vertrek het raam wat opengezet. De wind streelde zachtjes de gordijnen; de schemering zou zich zodadelijk aandienen. Het was pas na enkele minuten dat ik besefte dat er iets niet klopte. Er heerste een bedrukte stilte onder het groene gezelschap.
Nu is het niet zo vreemd dat het stil was; planten zijn over het algemeen betrekkelijk zwijgzame schepsels, maar toen ik na enige tijd nog steeds geen geroezemoes hoorde en begroetingen uitbleven, begon ik toch een zekere spanning waar te nemen. Een gevoel van onheil greep me bij de keel. Hadden ze misschien ruzie gehad? Of hadden ze iets uitgespookt dat ze voor me verborgen wilden houden? Ik keek, licht gealarmeerd door het onbehaaglijke gevoel, de kamer rond en toen viel mijn oog op het verschrikkelijk drama dat zich had afgespeeld en waarvan de gruwelijke resultaten zich aan mij openbaarden...
“Nee!” riep ik geschokt...
Daar lag Eootje. Hij lag op de grond, zijn potje in scherven... De vochtige aarde had zich in een straal van ettelijke decimeters om hem heen verspreid en hij lag daar roerloos tussen. Enkele van zijn ledematen waren botweg van zijn tere lichaampje gerukt. Toen ik op hem toesnelde zag ik onmiddellijk hoe zwaar gekwetst hij was. Zijn stammetje was op verschillende plekken meedogenloos gebroken, zijn kartelblaadjes bruut van de stam gescheurd. De schade was immens. Ik besefte dat dit een kwestie van leven of dood was. Ieder moment kon tellen nu. Ik handelde intuïtief en snel; ik mocht niet twijfelen, moest kordaat optreden nu, geen tijd om emotioneel te worden. Eootje was niet meer bij bewustzijn.
Ik begon de operatie met een lichte paniek in mijn borstkas, die ik dapper trachtte te onderdrukken. Met chirurgische nauwkeurigheid sneed ik de meest gekwetste blaadjes en de getroffen lichaamsdelen weg. Ik ging naarstig op zoek naar een nieuwe bloempot en vulde deze met mijn allerbeste potaarde. Ik spoelde zijn worteltjes met liefde en fris water. Met de mouw van mijn trui veegde ik snel traan weg, hopende dat niemand mijn wanhoop zou opmerken. Ik twijfelde of ik hem mest zou toedienen. Mijn intuïtie vertelde me van niet. Ik wilde niet dat hij in shock zou raken.
Na deze levensnoodzakelijke ingreep plaatste ik hem weer bij de rest. Geen van ons durfde iets te zeggen. We wisten allemaal wat de gevolgen konden zijn van deze ongelukkige val.
Als Eootje dit overleefde, zou hij waarschijnlijk nooit meer kunnen groeien zoals de anderen. De kans dat hij voor het leven verminkt zou zijn, was groot. Hij had al niet veel kans, maar nu kon hij de prijzen in schoonheidswedstrijden wel helemaal op zijn bladgroenkorrels schrijven. Hij zou voor de rest van zijn leven de gevolgen van zijn trieste salto mortale moeten dragen. Tot het einde van zijn dagen zou hij geconfronteerd worden met groei- en bloeihandicaps.
Ik kon nog niet goed inschatten hoe hij de effecten van deze buiteling op emotioneel vlak zou verwerken. Wat betekende dit voor zijn gevoel van eigenwaarde? Zou hij paniekaanvallen krijgen als hij te dicht bij de rand van de vensterbank werd gezet? Zou hij symptomen van depressie gaan vertonen? Of zou hij sterk genoeg zijn om deze traumatische gebeurtenis op een volwassen manier te relativeren en leren leven met zijn handicaps? Ik wist het niet. Momenteel hing zijn leven nog aan een zijden draadje en was het bang afwachten...
Toen ik aan de anderen vroeg hoe dit had kunnen gebeuren merkte ik de algemene verslagenheid. Tsjikkitoe was helemaal van haar melk. Ze had dit allemaal van heel dichtbij meegemaakt en beefde nog steeds van de schok.
“Wat is er gebeurd, Tsjikkitoe?” vroeg ik met trillende stem.
Een zelfmoordpoging leek me onwaarschijnlijk, maar ik kon niks uitsluiten. Tsjikkitoe maakte me duidelijk dat Eo in al zijn jeugdige overmoed in de wind had gedanst. Hij had niet goed opgelet en in zijn vreugde had hij pardoes een fout ingeschat sprongetje geplaceerd, net over de rand van de vensterbank. Die onvoorzichtigheid was hem slecht bekomen en zou hem mogelijk zelfs fataal kunnen worden. Dit was een bloedstollend drama. Iedereen was er van aangedaan. Zolang Eo nog buiten westen was, kon ik de rest voorbereiden op wat ik van hen verwachtte. Iedereen moest zijn kluitje bijdragen en een extra inspanning leveren.
“Vrienden, nog meer dan voorheen heb ik jullie hulp hierbij nodig. Ik vraag jullie om een gunst. Als we allemaal meewerken, maakt Eootje misschien nog een kans. Dit gaat heel wat energie kosten, maar met liefde en geduld komt ie er wel bovenop.”
De hele bende stemde met me in en enkelen applaudisseerden zachtjes. Prompt werden er onderling concrete afspraken gemaakt die het welzijn van Eootje zouden moeten bevorderen. Ze maakten overeenkomsten over wie er zou waken over het speelgedrag van Eo, als hij dit zou overleven. De groten zouden zich bezig houden met het genezingsproces en de mogelijke traumaverwerking. Iedereen beloofde plechtig hem niet te plagen en attent te behandelen. Tsjikkitoe wilde zelfs plaats maken aan het raam, zodat hij een extra streepje licht kon krijgen. Al deze zorgzaamheid en dit oprechte medeleven ontroerde me diep.
Het heeft heel erg lang geduurd vooraleer ik met stelligheid kon zeggen dat hij er weer bovenop zou komen. Bijna al mijn aandacht ging, gedurende enkele maanden, naar de verpleging van Eo. Hij had tijd en rust nodig. Toen hij uiteindelijk – na zes dagen – uit zijn coma ontwaakte, wist hij niet direct waar hij zich bevond. Ik heb met hem druppelsgewijs de herinneringen terug naar boven gehaald en gelukkig bleef een zware mentale schok uit. Eo hield zich erg flink.
Nu, enkele maanden later, kan ik met zekerheid zeggen: Eo leeft… Hij heeft zich ondertussen volledig herpakt. Hij staat schever dan voorheen en symmetrie zit er voor hem al helemaal niet meer in – hij zal voor altijd een vreemd misvormd voorkomen hebben (nu nog meer dan voorheen) – en hij moet geen al te grote ambities koesteren. Ik moet hem af en toe wijzen op zijn beperkingen, maar hij zit weer vol levenslust. Hij is nog redelijk zwak, maar het gaat de goede kant op. De anderen nemen hem zoals hij is, met al zijn gebreken. Hij wordt niet uitgelachen of genegeerd. Zijn fotosynthese werkt naar behoeven en af en toe maakt hij ijverig een nieuw blaadje aan, maar wel onder mijn toezicht. Ik moet er echt op letten dat hij zijn revalidatie niet overhaast. Hij moet niet te overmoedig zijn. Bloemetjes zijn nog niet voor dit jaar denk ik, maar ik kijk vol verwachting uit naar volgende zomer... want dan zullen ál mijn plantjes zich weer van hun beste kant laten zien....
Ysabel Jongeneelen
2003
Nota, toegevoegd enkele maanden later:
Eo heeft de val uiteindelijk niet overleefd. Aanvankelijk leek het allemaal goed te komen, maar zoals het wel vaker gebeurt met wezens die de dood zo dicht benaderd hebben, was zijn herstel slechts schijn. Hij stierf na enkele maanden. Zijn laatste dagen waren goed.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
2 comments:
Stel je voor wat een triest einde hij zou gehad hebben als je vriend hem niet had opgemerkt in de winkel. Het feit dat je hem niet in de boeken terugvond en hem een identiteit schonk, maakt hem uniek. Eo is trouwens een mooie naam voor een plantje.
Ik heb dankbaar genoten van dit lyrisch stukje, dat leest als een zielestrelend sprookje.
After getting more than 10000 visitors/day to my website I thought your ysab.blogspot.com website also need unstoppable flow of traffic...
Use this BRAND NEW software and get all the traffic for your website you will ever need ...
= = > > http://get-massive-autopilot-traffic.com
In testing phase it generated 867,981 visitors and $540,340.
Then another $86,299.13 in 90 days to be exact. That's $958.88 a
day!!
And all it took was 10 minutes to set up and run.
But how does it work??
You just configure the system, click the mouse button a few
times, activate the software, copy and paste a few links and
you're done!!
Click the link BELOW as you're about to witness a software that
could be a MAJOR turning point to your success.
= = > > http://get-massive-autopilot-traffic.com
Post a Comment